St. Salvator, zusters Urselinen

1 september. Wegens voortdurend luchtalarm kan de school niet beginnen.

3 september. De zusters van onze communiteit, die van Duitse nationaliteit zijn worden voor de keus gesteld, of, de volgende morgen om 06.00 uur naar Duitsland terug te gaan, of te blijven. Vader Bisschop hakt de knoop door en zei: Blijft. 's Avonds om 21.15 uur krijgen we inkwartiering van 100 man van de Arbeidsdienst. de 6e klas en het handenarbeidslokaal, eveneens de grote zaal worden uitgeruimd. Alle matrassen van de bovenste slaapzaal werden naar beneden gesjouwd. Enkele dagen later zijn alle schoollokalen in de ene helft van het huis in beslag genomen. Het is een komen en gaan, dag en nacht, van troepen van 60 à 70 man. Altijd weer hopen we, dat het de laatste zijn. Het zijn meest jongens van 15 tot 18 jaar, soms zo uitgeput, dat ze meer behoefte hebben aan slaap dan aan voedsel.

4 september. In deze week houden steeds twee zusters de wacht in het melk-keukentje. Ontelbare kannen koffie, ongelofelijke hoeveelheden soep worden daar gedistribueerd, kleine wonden worden verbonden en reparaties aan kledingstukken verricht. Steeds meer terrein kwam binnen bereik van de Duitse soldaten. Er stonden zelfs paarden aan het hek van de kindertuin. Ook 's nachts hielden twee zusters de wacht, want telkens kwamen er nieuwe troepen.

5 september. Nog is de Arbeidsdienst niet vertrokken, of de Wehrmacht presenteert een kwartierschein: de zaal, 6 schoolklassen en 5 éénpersoonskamers. De Hauptmann zelf slaat zijn tenten op in de Handelsklas. De 3e en 4e klas, de speelschool, de pianokamer, de lokalen van de luchtbeschermingsdienst, kinderkleedkamer, bibliotheek, alles wordt leeggesjouwd. Onder in de hal staan de banken hoog opgestapeld. Ook de bewaarschool staat stampvol. De koks krijgen de kleine keuken met het gasfornuis tot hun beschikking.

17 september. De groentekelders worden als schuilkelders ingericht. Geen gas, dus de koks van de Wehrmacht komen in onze keuken. Er is ook geen electrisch licht meer; van restjes was worden lichtjes gefabriceerd.

18 september. De Kapellerlaan moet evacueren. De zusters van het Retraitenhuis brengen veel van hun inboedel tijdelijk bij ons onder. Pater Vermeulen brengt ons de zeer nerveuze juffrouw Imkamp, die in de eerstvolgende dagen geweldig veel huisraad naar St.Salvator transporteert. Haar angst is zo groot, dat ze bijna bij elk geluid van vliegmachines met juffrouw Motké naar de kelder vlucht, bontjas en koffers met zich dragend.

22 september. De Wehrmacht gaat vertrekken. Al daags te voren ging het gerucht dat de Frontleitstelle vertrekken zou. 's Morgens 05.20 uur rijdt de auto voor. Majoor Busse, Wiese en Hauptmann Hase stappen in en enkele ogenblikken daarna werd de walpoort met een gevoel van verlichting gesloten, eveneens de schoolpoort. Waar mag nummer 4, Hauptmann Bleich gebleven zijn? Een zuster weet inlichtingen te geven: 'Hauptmann Bleich blijft hier. Met hem zullen we alles kunnen regelen. Ze moeten ons immers de kolen nog betalen.' We vinden later op de deur van de 6e klas een groot plakaat. Met sierlijke letters staat erop: 'Komme gleich'. Wij wachten ....... Maar wie niet komt is Hauptmann Bleich. Waar is hij gebleven?

29 september. Beginnen de hamstertochten naar Boukoul, Maasniel en Melick. Bijna dagelijks trokken we er op uit met bolderwagen of handkar en dikwijls met beide tegelijk. Soms met zijn vieren of vijven 's morgens om 05.30 uur al op weg, na eerst een Heilige Mis gevierd en de Heilige Communie ontvangen te hebben. Het waren soms zeer zware tochten door weer en wind, over slijkerige wegen met slappe kragen en kappen en bemodderde schoenen en kleren van de regen, met een vracht van 300 of 350 kg, terwijl vliegers vlogen en granaten floten. Menige keer zitten ze in nood, zo bijvoorbeeld als een wiel van de bolderwagen losraakt en de schroef onvindbaar is. Maar St.Jozef helpt buitengewoon, want buiten 8.000 kg aardappelen en 4.000 kg appelen brengen ze ook allerlei geschenken mee, onder andere een mooie witte gans.

6 oktober. Op het station vallen 3 bommen. De bommen eisen 7 doden. Verschillende zusters laden met Pater Joachim een grote kar aardappelen uit.

12 oktober. De eerste 'razzia' wordt gehouden.

13 oktober. Bij het bombarderen van de Maasbrug valt één dode.

15 oktober. Er vallen op de Venloseweg 2 bommen: 4 doden.

19 oktober. Een zeer onrustige nacht. Verschillende zusters zijn 3 keer op geweest voor lichtkogels, vliegtuigen en geweldige ontploffingen. De schildwacht op de wal schoot 7 maal.

25 oktober. De grote evacuatie van de Voorstad, Pieter Cuyperstraat, Hendrik Luytenstraat, Dr.Leursstraat en de andere straten in de wijk. Er worden 42 evacuees bij ons ondergebracht. Alle klassen worden door de evacuees in gebruik genomen. In de huisgang is het de hele dag door verschrikkelijk druk. In die dagen worden we dikwijls opgeschrikt door bezoek van Duitsers, die kwamen speuren naar wijn, telefoontoestellen, fietsen, schrijfmachines. Vooral akelig was het als er een razzia werd gehouden.

28 oktober. De Maasbrug wordt weer geraakt. De Kathedraal en de Munsterkerk worden zo beschadigd dat ze gesloten moeten worden. In de verschillende stadskapellen zijn dan de parochiemissen. Ook op de onze zijn er dagelijks twee. Er vallen ook bommen op de Gebroeklaan: 17 doden.

7 november. Echt moet evacueren. Velen proberen bij ons ondergebracht te worden, hetgeen echter niet gebeurt.

11 november. Het is een zaterdagmorgen, onvergetelijk geworden, door het bombardement op de stad. Er is een grote angst onder de zusters als de vliegtuigen al maar over de stad cirkelen. Allen zijn naar de kelder gevlucht en veel mensen uit de straat staan in ons gangetje en op het pleintje bij het broodkamertje. 'Ons Moederke' komt voor de eerste keer in de kelder. Veel huizen werden erg beschadigd, verschillende zelfs totaal verwoest, zodat mensen onder het puin uitgehaald moesten worden. Ook Louisahuis, Kloosterwand en het Munster werden getroffen. Wij bleven gespaard, hadden alleen maar 120 ruiten stuk. Bij dit bombardement lieten 33 mensen het leven. In de dagen die volgden komt het front steeds dichter bij, de angst wordt groter. Het kanongebulder, dat we reeds weken van weerskanten horen wordt nu elke avond en nacht oorverdovend.

15 november. Horen voor het eerst het fluiten en inslaan van granaten. Het geluid is vreemd, akelig. We vermoeden nog slechts het gevaarlijke ervan en tegen 01.00 uur zijn dan ook de meeste zusters in de kelder ofwel in de keuken. We beseften toen het gevaar nog niet ten volle, want 's avonds trokken de meeste zusters weer terug naar hun eigen cel, voorzover die tenminste op de eerste etage lag. Hoger gaan was ons verboden. De recreatiekamer werd slaapgelegenheid. Het fluiten werd heviger en er volgden inslagen, kort bij, we staan op en gaan naar beneden. Onder aan de trap gekomen worden we opgehouden door de familie Janssen. Dat is onze redding, want op dat moment knalt het geweldig, rinkelt overal glas, horen we het geraas van neerstortend hout en puin. We ruiken en proeven een dichte stof en we beseffen 'bij ons ingeslagen'. We trekken over de donkere gang. Bij de broodkelder schreeuwt Pater Theodorus ons toe: 'In de kelder en er niet meer uit'. We strompelen in het donker over hout en puin. De deur van de 3e spreekkamer is weggeslagen. In de kelder kruipen we bijeen. Om een uur of 04.00 wagen we het te gaan kijken. De Engelenburcht is getroffen en de cel van zuster Germana is verwoest.

16 november. De hele dag opruimingswerkzaamheden. Een massa puin en glasscherven worden op straat gebracht. De timmercommissie, bestaande uit 3 zusters, moet opnieuw weer veel ramen dicht spijkeren. Dit herhaalt zich dag voor dag. Nu gaat niemand meer naar boven. Matrassen worden naar beneden gesjouwd en die nacht slapen allen beneden.

18 november. Op deze avond worden we opgeschrikt door 4, daarna door 2 dronken soldaten, die elk een pak kaarsen moeten hebben. Hoe krijgen we die de deur uit? Met elk één kaars raken we ze eindelijk kwijt.

19 november. Vanaf de straat worden we opmerkzaam gemaakt op een gat in het dak van Monseigneur. Bij onderzoek wordt een niet ontplofte granaat van 40 cm gevonden op de kofferzolder.

21 november. Een vreselijke avond en nacht in de kelder door oorverdovend trommelvuur en veel granaten. Gevreesd werd dat minstens de helft van ons huis in puin zou liggen en ........ er was bij ons nog geen pan van het dak.

22 november. Om 10.30 uur een voltreffer, een gat van 45 bij 8 cm door de kapelmuur. Heel wat moed is nodig om de kapel leeg te ruimen. Met inspanning brengen enige mannen het 800 kg zware tabernakel naar de speelschool. Ook van hen zijn sommigen zo bang dat zij er soms even vandoor gaan. Alle onderdelen van het hoogaltaar en van de zij-altaren worden naar het zaaltje gebracht. Zo ziet de kapel er ontredderd en treurig uit. De glas-in-lood ramen hebben al veel geleden, vooral aan de tuinkant.

23 november. Tegen de middag ronken de vliegtuigen. Er wordt hevig geschoten, granaten ontploffen. Men hoort roepen: 'ze schieten op ons torentje, het kruis is er al vanaf'. Sommige zusters vliegen naar buiten. Daar hangt een dicht grijs nevelgordijn. Na enkele minuten trekt het op. 'Brand, brand', wordt er geroepen. Rook slaat uit de kapel en uit de gemeentekamer. De waterleiding is afgesloten. Veel mannen en zusters sjouwen emmers water uit het pompje naar boven. Een zeer benauwende en de keel prikkelende damp deed ons bijna stikken. Natte doeken hielden we voor onze mond. Een klein begin van brand werd er geblust op de strijkkamer en de gemeentekamer. Het was lang zo vreselijk niet geweest, als het zich eerst liet aanzien. De lege, zware huls van een granaat werd later onder de vloer gevonden.

24 november. Een propellergranaat slaat in door het dak van zuster Majella's cel. Er waren 150 dakpannen kapot geslagen. Maar het had veel erger kunnen zijn, want de granaat was niet volledig ontploft.

26 november. Grote razzia op mannen. Ook bij ons houden er zich schuil, in de villakelder en onder de speelplaats en achter de kolenberg bij de grote verwarming. Zuster Christien is de moederlijke verzorgster van deze angstige kudde. Eenmaal zijn er mannen over het dak moeten ontvluchten. De 'groenen' waren 3 maal bij ons aan de deur en 3 maal geloofden ze dat er geen mannen bij ons waren.

28 november. Er wordt bekend gemaakt: 'Om 05.30 uur binnen zijn en de deuren open laten. Wij doen alsof we dit laatste niet weten.

29 november. Om 10.00 uur vertrekken zuster Magdalena, zuster Liguoria en zuster Bernardine naar Maasniel. Ze horen het fluiten van granaten en het bombarderen van Elmpt aan de Duitse grens. Toch blijven ze doorwerken en plukken 115 kg spruitjes.

1 december. Er wordt een bevel uitgevaardigd; 'allen, behalve vrouwen, kinderen, grijsaards en enkele priesters en docters moeten evacueren'. Gevolg was een geweldige razzia en veel leed in de gezinnen. Al vroeg kwam een 'groene' aan de voordeur. 'Sind hier Männer?' Zuster Lydia is dadelijk bijdehand en zegt: 'Nein, nur Schwestern'. 'Dass wollen wir untersuchen' en bruut maakt hij enkele passen vooruit. Er komt een zuster bij en die zegt: 'Hier ist ein Pensionaat'. De 'groene'vraagt 'Knaben?'. 'Nein, nur kleine Mädchen'. De 'groene' vertrokken.
Om 11.00 uur nieuwe schrik. Één 'groene' is over de walmuur gesprongen en andere beuken op de grote poort. Opnieuw heet het: 'Das Haus untersuchen. Es muss .....' Twee zusters laten juist de geruïneerde plaatsen zien: kapel, strijkkamer en dan nog op hun vragen de evacuatiekelder. Maar twee van de vier zijn mee naar boven gegaan, de andere twee vinden ze later terug in gesprek met zuster Walburga in de gang. In de mening dat ze het hele huis onderzocht hebben, verlaten ze ons met een verontschuldiging. Tegen de avond worden huis aan huis de sloten uit de deur gehaald. We schrikken erg van de ontploffing van een handgranaat bij de familie Vlek, die niet snel genoeg open deed. De vrouw is dodelijk gewond en Pater Theodulus moet dadelijk komen om haar te bedienen. Korte tijd daarna is ze al gestorven. De Duitsers laten ons met rust, als we verzekeren de deuren te zullen open laten. Dag en nacht werden nu de deuren door telkens twee zusters bewaakt. We kregen echter van de Ortskommandant gedaan de deuren te mogen sluiten, op voorwaarde, dat onmiddellijk zal worden open gedaan.

5 december. Het wegdek bij onze tuin aan de Minderbroedersingel wordt 'gesprengd' en er worden daar 10 mijnen gelegd.

15 december. Twee Duitsers willen het uitzicht van ons torentje onderzoeken.

16 december. De Duitsers zijn al terug en betrekken nu de torenwacht. Ze huizen in de ziekenzaal, onderzoekkamer en later de kelder. Met de soldaten krijgen we wel weer electrisch licht.
Steeds zekerder schijnt het te worden toch te moeten evacueren, een vreselijke ramp. Vader Bisschop weet het nog af te wenden. Wij zijn er heel blij om, want elke dag kan redding brengen, daar de Engelsen en Amerikanen toch al zo lang in de buurt zijn.

26 december. Om 22.30 uur ontploft een van de mijnen op de singel bij onze tuinmuur. Er zijn ongeveer 10 meter van de muur verwoest, de hele tuin ligt vol brokstukken van de muur en grond uit de kuil die is ontstaan. We gaan natuurlijk kijken en zien een geweldig groot gat. Een schildwacht roept ons toe: 'Lebensgefährlich, da liegen noch 9 Minen'.

27 december. Om 15.00 uur vertrekken de soldaten met de verzekering, dat het electrisch licht zal blijven. Maar nog voor ze goed en wel de deur uit zijn, is het licht ook weg.

N.B. Dit dagboek is nog niet compleet.